Narcisme

Gepubliceerd op 27 december 2018 om 13:49

Een sluipende indringer...  Een verwarring die je uit balans brengt!  Je bent het ergens niet mee eens.  Je hele wezen zegt néé!  Je bent het er totaal niet mee eens!  En tóch...  Door je liefde voor hem zie je het door de vingers...

Terwijl hij binnenkomt is haar blik al gevestigd áchter hem.  Maar er is niets!  Hij zou toch achter hem aan moeten komen?  Vol ongeloof verplaatst ze haar blik naar zijn gezicht, maar dat staat onbewogen.  'Ga je me nog uitleggen waar hij is?' vraagt ze, terwijl het blok op haar maag zich langzaam verplaatst naar haar keel.  'Niet meteen voorbarige conclusies trekken...' reageert hij, alsof hij de paniek in haar ogen niet ziet.  'Maar...'   'Je weet dat je hem hier niet mag houden...'  hoort ze hem zeggen.  'Is ie bij jóu thuis dan nu??' vraagt ze met een minimum aan hoop.  Maar er komt geen antwoord.  Ze kon hem wel wat dóen!!  'Nóu... ik vráág je wat?'  'Maak je toch niet zo druk.  Er is niks aan de hand.  Hij heeft het daar veel beter...'  'Wat...'   Ik durfde niet verder te vragen.  Zei hij nou écht wat ze dácht dat hij zei??  Het kón niet.  Het kán niet waar zijn, dat degene waar je van houdt, iets waar je zielsveel van houdt, zómaar wegdoet, omdat ie het 'daar' wel eens beter kon hebben??

'Je hebt...'  Er leek een kronkel door haar hersenen te gaan.  Alsof ze een soort kortsluiting kreeg in haar hoofd.  'Ja, er waren bij mij mensen in de buurt die hem maar wát graag wilden hebben.  Ze hebben een paar katten en nóg een klein hondje.  Dús...  Toch veel leuker voor hem dan hier op die flat?'  'Je doet zómaar Danger weg terwijl hij van míj is?  Zonder dat met míj te overleggen??'  Ze voelde zich verdoofd.  Het leek of ze in een soort cocon zat en haar woorden er niet doorheen drongen.  Alsof haar woorden hem niet bereikten.  'Kon jíj dan niet die 3 dagen dat ik werk voor hem zorgen?  Is dat tevéél gevraagd??' 

En wéér bleef het stil.  Hij was intussen gewoon op de bank gaan zitten alsof er niets aan de hand was.  Alsof er niets bijzonders was waar over gepraat moest worden.  Het gekke was dat ze zelfs dacht:  'Hij heeft wel een beetje gelijk.  Natúúrlijk heeft ie het daar dan beter.'  Maar aan de andere kant was ze zó onthutst, dat ze moeite had het op een rijtje te krijgen.  Ze schudde even met haar hoofd, alsof op die manier alles in haar hoofd weer op z'n plaats kon vallen en ze weer helder kon denken.  Ze realiseerde zich plotseling dat ze nog steeds geen antwoord had gekregen.

Maar die zou ze niet krijgen ook.  'Denk je nou eens in hoe veel makkelijker het ook wordt.  We kunnen gaan en staan waar we willen, zonder rekening met hem te hoeven houden.  Én hij heeft nu een beter leven...'  'Maar hij heeft míj nodig...'  was het enige tegengas wat ze op dat moment nog kon bedenken.  'Het is een hónd en hij is nog heel jong, dus past zich weer heel snel aan.  Morgen weet hij al niet meer dat hij hier was.  Geloof me maar.'  Hij zei het alsof hij haar een grote dienst had bewezen.

Zo werd ze meegesleurd in een leven dat alleen om hém leek te draaien.  Als ze het ergens niet mee eens was, wist hij het altijd zo te draaien dat er geen speld tussen te krijgen was en ze met stomheid geslagen na een discussie alleen achterbleef met gedachten die om voorrang vochten.  Had hij gelijk?  Zoals hij het zei...'  Maar waarom voelde ze zich dan zo rot?  Ze ging zich steeds meer realiseren dat ze het áltijd met hem eens moest zijn en zoniet, dan zórgde hij er wel voor dat ze er niets meer tegenin kon brengen.  Ze ging steeds meer twijfelen aan zichzelf.  Ging zich steeds kleiner voelen.  Alsof ze níets meer in te brengen had.

Ze voelde zich een kleuter die op het matje geroepen werd.  Alles wat ze deed en trots op was werd afgebroken.  Het altijd eeuwige:  'Dat had je beter zó kunnen doen'  brak haar steeds verder af.  Ze werd steeds onzekerder en ze stortte steeds vaker in.  Het was wel weer heel lief dat hij haar er altijd weer uithaalde...  Haar altijd weer hielp zich beter te voelen...  Tenmínste dat dácht ze toen.  Het ging haar opvallen in de loop van de jaren, dat wanneer ze zich goed voelde, hij zich terugtrok.  Slachtoffer speelde.  Dat ie te weinig aandacht kreeg.  Voorbeelden werden genoemd wat ie allemaal voor haar deed (waar ze niet om vroeg).  Hij begon haar schuldgevoelens aan te praten.  Dat ze hem niet begreep.  Als ze vroeg wát ze dan niet zou begrijpen, was het antwoord:  'Als je dat niet zélf ziet...'  Dan zei ze:  'Als je me niets zegt, dan kán ik het ook niet begrijpen.'  'Laat ook maar.  Dat zal jij tóch niet begrijpen...'

Daar ging ze weer.  Wát moest ze dan begrijpen?  Ze begreep helemaal níets meer van hem.  Het neerbuigende  'dat zal jij tóch niet begrijpen'  bleef echoën in haar hoofd.  Hij had het wéér voor elkaar dat ze wegzakte in onzekerheid, waarbij hij zienderogen weer steeds beter in zijn vel kwam te zitten en háár weer kon helpen.  Dan was hij op z'n best...

Het duurde lang...  Véél te lang, voordat ze het door had.  Noem het naïef...  Ze was met liefde opgevoed.  Eigenlijk té beschermd, waardoor ze eigenlijk niet echt had geleerd voor zichzelf op te komen.  Wél had ze een ijzeren wilskracht.  En dat was waarschijnlijk de reden waarom ze doorvocht.

Ze zocht geen hulp.  Ze wist het gewoon niet te benoemen.  Wat moest ze zeggen?  Dat ze vaak ruzie hadden?  Dan moet je maar uit elkaar gaan, zou er gezegd worden.  Maar zo stak ze niet in elkaar.  'Hij kan er waarschijnlijk niets aan doen,' dacht ze.  Dat was ook haar makke.  Hield zich altijd bezig met de ander.  Voelde teveel mee.  Ze kwam zelf altijd op de tweede plaats.  Waarom?  Geen idee.  Dat zat nou eenmaal in haar.  Ze kon hem geen pijn doen.

Maar dat deed hij haar wél!  Het breekpunt kwam...  Ze kon voor zichzelf gaan vechten of gevloerd gaan.  Haar drang om zich goed te voelen en in het reine te komen met zichzelf, werd plotseling erg belangrijk voor haar.  Waarom zou ze altijd ondergeschikt moeten leven?  Waarom zou de ander altijd belangrijker moeten zijn?

Ze wist dat het een oneindige strijd zou worden.  Het zou misschien makkelijker geweest zijn het maar over zich heen te laten komen.  Maar érgens was er iets in haar, dat zei dat het genoeg was.  Ze speelde een 'rol' in haar eigen leven.  Een rol die haar totaal niet paste.  Het leek of ze een te krappe jas aan had en 'm niet uit kon doen.  Haar gevoel strookte niet meer met haar gedachten.  Zei ze 'ja', dan voelde ze een enorm innerlijk verzet.  Alsof ze gevangen zat in een lichaam waar ze uit wilde breken.  Ze beukte tegen een onzichtbare muur.  Een gekmakende muur, die niet af te breken leek.  Ze wist niet meer wat ze voelde.  Wat ze wilde.  Wat haar eigen gedachten waren.  Het leek of zijn hele wezen door haar opgeslokt was.  Met zijn gedachten en meningen.  Maar ze kón het niet meer...  Ze móest voor zichzelf gaan vechten.  Hij móest uit haar hoofd.  Haar hele balans was weg.  Alles wat ze zei of deed, leek geleid door een onzichtbare hand, die haar een richting in duwde waar ze niet thuis hoorde.  Maar welke richting wás dat??  Ze wist het niet meer.  Hoe moest ze zichzelf weer in haar eigen lichaam brengen?

'Waarom ga je tegenwoordig zo in de contramine?' waren de woorden die ze steeds regelmatiger te horen kreeg.  'Je was altijd zo meegaand...'  en  'je bent zó veranderd!  Ik weet gewoon niet meer wat ik van je kan verwachten...'  

Het duurde 6 lange jaren van strijd, om zichzelf weer terug te vinden.  6 lange jaren van vallen en opstaan.  Nét zo lang tot ze éindelijk kon zeggen:  'Ik bén niet veranderd!  Ik heb mezelf weer teruggevonden!!!'


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.